Advocatenkantoor | Law firm
IV. Free & open source software
1. Inleiding
Hoewel steeds meer de stap wordt gezet naar FOSS, dekt het begrip nog vele ladingen. In het algemeen wordt onder free and open source software, software verstaan die aan de gebruiker ter beschikking wordt gesteld onder een FOSS licentie. Maar ook over wat een free and open source licentie juist inhoudt, bestaat heel wat discussie en onzekerheid. De Open Source Definitie is de toonaangevende de Defintie voor open source licenties en wordt gehanteerd door het Open Source Initiative. Deze definitie is van Amerikaanse oorsprong en wringt hier en daar met het Belgische recht. Toch kan men stellen dat FOSS licenties geldig en afdwingbaar zijn onder Belgische recht.
Free and open source software wordt vaak diametraal tegenover proprietary software gesteld. Traditioneel verkrijgen licentienemers van klassieke proprietary software een beperkt recht op de objectcode voor intern gebruik. Dit gebruik wordt vaak gekoppeld aan bepaalde hardware of aan een beperkt aantal gebruikers, en laat wijziging en verdere verspreiding doorgaans niet toe. Daarnaast beschikt de licentienemer over een aantal wettelijke rechten, zoals het recht om fouten te verbeteren en de software te reproduceren en aan te passen voor het beoogde doel, het recht op het maken van een reservekopie, het recht de software te bestuderen alsook het recht om de code zoveel als nodig te reproduceren en te vertalen met het oog op de compatibiliteit met andere programma’s. Deze rechten zijn bijna allemaal van dwingend recht (dit wil zeggen dat de wet deze rechten oplegt). De uitoefening van deze wettelijke rechten wordt in de praktijk bemoeilijkt doordat de licentienemer doorgaans geen toegang geeft tot de broncode van de applicatie. Bij proprietary software is de licentienemer dus sterk afhankelijk van de licentiegever.
De FOSS filosofie wil meer vrijheid geven aan de licentienemer ( Free Software Movement) en coöperatie tussen de ontwikkelaars aanmoedigen (Open Source Initiative) door een set van basisrechten te definiëren welke de gebruiker steeds dient te krijgen. Waar het auteursrecht traditioneel “rechten voorbehoudt”, wendt FOSS het auteursrecht aan om de gebruiker een aantal basisrechten te geven dewelke hij niet zou krijgen onder een proprietary software licentie. De auteur van het werk doet hiervoor via een FOSS licentie contractueel afstand van bepaalde patrimoniale rechten. Ten opzichte van derden waarmee geen licentieovereenkomst wordt gesloten, behoudt de auteur al zijn rechten voor.
In tegenstelling tot de auteur van publieke domein software, heeft de auteur van FOSS geenszins zijn rechten op zijn werk opgegeven. FOSS steunt net op de rechten van de auteur (het auteursrecht) om de free and open source licentievoorwaarden op te leggen. Als vuistregel kan FOSS gezien worden als software waarop gebruikers via hun licentieovereenkomst ruimere rechten krijgen, dan welke ze gewoon zijn te krijgen via een proprietary software licentie. De FOSS licentievoorwaarden dienen evenwel door de gebruiker te worden gerespecteerd.
2. De open source definition
De open source-gedachte streeft ernaar auteurs te bewegen hun software begrijpbaar, toegankelijk, aanpasbaar en reproduceerbaar te maken voor elke gebruiker. Open source wil netwerken van programmeurs-gebruikers vormen die kennis delen en samen werken aan nieuwe applicaties. Om tot samenwerking te komen is het noodzakelijk dat gebruikers toegang hebben tot de broncode van de software en het recht hebben om die broncode te wijzigen en de gewijzigde broncode weer verder te verdelen. Al deze rechten worden beïnvloed door het auteursrecht.
De internet encyclopedie Wikipedia definieert open source software als “computer software whose source code is available under a copyright license that permits users to study, change, and improve the software, and to redistribute it in modified or unmodified form”. Deze definitie is ruimer dan de defintie welke wordt gehanteerd door het Open Source Initiative. Het Open Source Initiative ziet open source software als software die verspreid wordt onder een licentie die voldoet aan haar Open Source Definitie. Software die wordt verspreid onder een licentie die niet gecertificeerd is door het Open Source Initiative, wordt door het Open Source Initiative niet als open source software beschouwd.
De Open Source Definitie zelf is geen licentie, maar een lijst van tien kenmerken waaraan een licentie volgens het Open Source Initiative moet voldoen om door haar als open source licentie te worden erkend. Zij zal als zodanig geen bindende kracht hebben tussen partijen, maar kan beschouwd worden als deel van de gebruiken en gewoonten binnen de open source gemeenschap in het licht waarvan de open source licenties dienen te worden geïnterpreteerd. De Open Source Definitie werd ontworpen door Bruce Perens onder de naam “The Debian Free Software Guidelines”. Hij verfijnde de definitie in 1997 om tot de Open Source definitie te komen.
Omwille van de eenduidigheid is enkel de Engelse versie van de Open Source Definitie de officiële door het Open Source Initiative ondersteunde tekst. De vertaling die hieronder wordt weergegeven, is gebaseerd op deze welke wordt gehanteerd door de Vereniging Open-source Nederland. De hanteerde definitie is de Open Source Definitie versie 1.9.
“Inleiding
Open source betekent niet alleen toegang tot de broncode. De voorwaarden voor verspreiding van open source software moeten in overeenstemming met de volgende criteria zijn:
1. Vrije wederverspreiding
De licentie mag geen enkele partij verhinderen om de software te verkopen of weg te geven als onderdeel van een collectie software met programma’s van verschillende bronnen. De licentie mag geen royalties of andere vergoeding voor een dergelijke verkoop eisen.
2. Broncode
Het programma moet de broncode bevatten, en moet verspreiding toestaan, zowel als broncode als in gecompileerde vorm. Als het product zonder broncode verspreid wordt, moet er een goed gedocumenteerde manier zijn om de broncode, tegen niet meer dan een redelijke kost te verkrijgen, bij voorkeur via download via het Internet. De broncode moet de geprefereerde vorm zijn waarin een programmeur zou verkiezen om het programma aan te passen. Met opzet zeer verwarrende broncode schrijven is niet toegestaan.Tussenvormen, zoals de output van een preprocessor of translator zijn niet toegestaan.
3. Afgeleide programma’s
De licentie moet aanpassingen en van het originele programma afgeleide werken toestaan, en deze moeten onder dezelfde voorwaarden verspreid kunnen worden als het originele programma.
4. Integriteit van de originele broncode
De licentie mag de verspreiding van aangepaste broncode alleen verbieden als de licentie wél de verspreiding van zogenaamde “patch bestanden” bij de originele broncode toestaat, met het doel het programma aan te passen tijdens het “builden” ervan. De licentie moet expliciet toestaan dat software die gebaseerd is op gewijzigde broncode verspreid wordt. De licentie mag vereisen dat afgeleide programma’s een andere naam of versienummer hebben dan de originele software.
5. Geen discriminatie van personen of groepen
De licentie mag niet discrimineren tegen welke persoon of groep personen dan ook.
6. Geen discriminatie tegen toepassingsgebieden
De licentie mag niemand verhinderen om het programma te gebruiken in een bepaald toepassingsgebied. Zij mag bijvoorbeeld niemand verhinderen om het programma in een bedrijf, of voor genetisch onderzoek te gebruiken.
7. Verdeling van de licentie
De rechten die bij het programma horen moeten ook van toepassing zijn op iedereen naar wie het programma is verspreid, zonder dat voor deze partijen een extra licentie noodzakelijk is.
8. De licentie mag niet specifiek voor één product gelden
De rechten die bij het programma horen mogen niet afhankelijk zijn van het feit dat het programma deel uitmaakt van een bepaalde softwaredistributie. Als het programma uit deze distributie wordt gehaald en gebruikt of verspreid wordt volgens de voorwaarden van de licentie van het programma, dan hebben alle partijen naar wie het programma is herverspreid dezelfde rechten die ook van toepassing waren op de originele distributie.
9. De licentie mag andere software niet beïnvloeden
De licentie mag geen beperkingen stellen aan andere software die is verspreid samen met het betreffende programma. De licentie mag bijvoorbeeld niet vereisen dat alle andere software die met het programma wordt meegeleverd ook open source software is.
10. De licentie moet technologie neutraal zijn
Geen voorziening in de licentie mag geschreven zijn op een bepaalde technologie of stijl van interface.”
3. De free software vrijheden
Het Open Source Initiative is niet de eerste beweging die meer rechten wil geven aan de gebruikers. Het werd opgericht in 1998, als reactie tegen de benaming “free software”, welke reeds in oktober 1985 werd gebruikt door Richard Stallman en zijn Free Software Foundation. Men voelde aan dat de term “free software” door de zakenwereld als bedreigend werd ervaren, door de dubbele betekenis van het Engelse woord ” free”. Deze term kan immers zowel worden verstaan in de zin van vrijheid als kostenloos.
Ter verduidelijking van de term free in de betekenis van “free software” geeft Richard Stallman, de stichter van de Free Software Foundation, volgend voorbeeld: “Free software is a matter of liberty not price. To understand the concept, you should think of ‘free’ as in ‘free speech’, not as in ‘free beer’” Free software is dus geen (niet noodzakelijk) gratis software, maar software waarover de gebruiker een set van rechten of vrijheden krijgt, welke hij niet zou krijgen bij proprietary software.
Volgens de free software filosofie heeft iedere gebruiker recht op volgende vier vrijheden :
(1) de vrijheid om het programma te gebruiken voor welk doel ook;
(2) vrijheid om te bestuderen hoe een programma werkt en om het aan te passen aan zijn noden;
(3) de vrijheid om de software verder te verdelen;
(4) de vrijheid om het programma te verbeteren en de verbeteringen vrij te geven aan het publiek. De toegang tot de broncode is hiertoe een noodzakelijke voorwaarde.
4. Juridische analyse
A. Auteursrechten
De open source licentie wijkt zodanig af van de klassieke softwarelicentieovereenkomsten dat zij beschouwd dient te worden als een sui generis licentiecontract. Toch is zij gebaseerd op dezelfde mechanismen, waarvan het auteursrecht het belangrijkste is.
Alhoewel free and open source software kan geschreven zijn door één persoon of in het begin in handen kan zijn van één rechtspersoon, is het in het algemeen zo dat na enige tijd de software het resultaat is van het werk van meerdere auteurs die aanspraken kunnen formuleren. De vraag stelt zich of door de latere aanvullingen het een werk ontstaan uit samenwerking betreft, dan wel of het eindproduct is en elk product ontstaan tijdens de verdere evolutie van de software, een afgeleid werk is.
Het antwoord op deze vraag is niet anders dan voor “gewone” software: In geval het werk is ontstaan uit samenwerking en het werk ondeelbaar is, zijn de medeauteurs vrij om bij overeenkomst de uitoefening van de auteursrechten te regelen. Deze vrijheid gaat zeer ver. De medeauteurs kunnen overeenkomen op welke wijze het programma wordt openbaar gemaakt (bv. als open source) en hoe beslissingen omtrent de auteursrechten worden genomen, bv. bij gewone of bijzondere meerderheden, of aan één van hen het recht geven alle beslissingen hieromtrent te nemen. Tevens kunnen ze tal van afspraken maken met betrekking tot de morele rechten, zoals onder wiens naam het werk zal worden gepubliceerd. Indien de medeauteurs geen overeenkomst sloten, mag geen van de auteurs het auteursrecht afzonderlijk uitoefenen. Unanimiteit is hier immers vereist. Bij gebreke aan unanimiteit dient de rechter te beslissen. De rechter kan oordelen naar billijkheid en volgens de gebruiken, en rekening houdend met de goede trouw die moet gelden voor de (mondelinge) overeenkomst die in feite de basis voor de samenwerking en de totstandkoming van de software vormde. Men werkt inderdaad niet zomaar toevallig samen.
Free and open source software zal na verloop van tijd in de meeste gevallen een afgeleid werk of een samengesteld werk zijn. Afgeleide werken en samengestelde werken zijn werken waarvan de originaliteit steunt op voorafbestaande werk(en), waarvan originele kenmerken worden overgenomen. De auteur(s) van het afgeleide of samengestelde werk hebben als enigen een auteursrecht op hun werk. Dit is een zelfstandig en volwaardig auteursrecht, dat evenwel wordt ingeperkt doordat het afgeleide of samengestelde werk niet kan worden geëxploiteerd zonder de toestemming van de houder van het auteursrecht op het oorspronkelijke werk. Bij de gangbare FOSS licenties stelt zich geen probleem wat deze toelating betreft, mits de voorwaarden (bv. m.b.t. verdere verspreiding van het afgeleide werk) worden nageleefd.
Om de auteursrechtelijke situatie beter te beheersen, kan het nuttig zijn om alle auteursrechten betreffende een free and open source project bij één organisatie te verzamelen. Het bestaan van een dergelijke organisatie zal het afdwingen van de gezamenlijke rechten vergemakkelijken.
B. Morele auteursrechten
De free and open source beweging kent haar oorsprong in Amerika, en hecht daardoor minder belang aan de morele rechten van de auteur. Zo bepaalt de Open Source Definitie dat de auteur van onder een open source licentie verspreide software, zich niet kan verzetten tegen de aanwending van de software door bepaalde personen en groepen of voor bepaalde toepassingsgebieden.
Of een auteur al zijn rechten op een werk kan opgeven, is een heikel punt gelet op de principiële onvervreemdbaarheid van de morele rechten. Hoewel afstand van morele rechten in principe kan, is de globale afstand van de toekomstige uitoefening van morele rechten nietig, ook wat betreft morele rechten op software. De morele rechten houden het recht in om het vaderschap op te eisen, zich te verzetten tegen eeraantastende wijzigingen en toepassingen van het werk en het recht te beslissen om het werk bekend te maken aan het publiek (divulgatie).
De auteur van het onder open source licentie verspreide werk zal zich op basis van zijn morele rechten dus wellicht kunnen blijven verzetten tegen ieder gebruik van zijn werk door personen of groepen of voor bepaalde doeleinden, welke zijn eer of reputatie aantasten. Men kan zich de vraag stellen of dit voor technologische toepassingen zoals software wel wenselijk is.
Morele rechten werken door naar afgeleide werken. De auteur van het oorspronkelijke werk zal zich dan ook op basis van zijn morele rechten niet alleen kunnen verzetten tegen de aanwending door derden van zijn werk, maar ook tegen de aanwending van afgeleide werken welke zijn eer of reputatie aantasten.
C. Afdwingbaarheid
De vraag of een FOSS licentie kan worden afgedwongen hangt af van de vraag of er een geldige licentie tot stand is gekomen. De essentiële vragen zijn:(i) tussen wie wordt een licentie gesloten en (ii) wordt de licentie geldig gesloten?
a. Met wie sluit de gebruiker een licentie?
Indien één auteur zijn werk onder een open source licentie ter beschikking stelt, is het antwoord duidelijk: de licentie wordt gesloten tussen de licentienemer en de auteur. In het geval er verschillende medeauteurs zijn, dan wordt de zaak ingewikkelder. Met wie de licentienemer contracteert hangt dan af van de onderlinge overeenkomst tussen medeauteurs.
Veelal zal free and open source software het werk zijn van meerdere auteurs welke niet in concertatie hebben samengewerkt. FOSS komt immers meestal tot stand via een ketting van auteurs, die allen een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het programma. Voor zover een nieuwe auteur een oorspronkelijke bijdrage levert aan het werk, komt telkenmale een afgeleid werk tot stand. De licentienemer van het uiteindelijke werk zal de toestemming moeten hebben van iedere auteur in de ketting welke een oorspronkelijke bijdrage heeft geleverd aan het uiteindelijke werk, beginnende bij de auteur van het oorspronkelijke werk. Deze toestemming kan direct zijn, of indirect doordat in de FOSS licentie toestemming is gegeven aan de volgende auteur om het werk te bewerken en verder te verspreiden.
De meeste FOSS licenties lossen dit op door een contractuele band te scheppen tussen de licentienemer en alle auteurs uit de ketting. Zo bevat de GPLv2 bijvoorbeeld volgende clausule: : “each time you redistribute the Program (or any work based on the Program), the recipient automatically receives a license from the original licensor …”
Op deze wijze verkrijgt de gebruiker van het uiteindelijke werk automatisch een licentie van alle auteurs uit de ketting.
b. Wordt de licentie geldig gesloten?
Een auteur kiest voor een FOSS licentie omdat hij zijn werk wenst te verspreiden en aan anderen –eventueel met zekere restricties– ter beschikking wil stellen. Daarbij is het voor hem van belang dat hij die restricties kan afdwingen.
Klassieke informaticacontracten worden gesloten door de uitdrukkelijke aanvaarding van de voorwaarden door de licentienemer via de ondertekening van deze voorwaarden, het verbreken van de verpakking, het aanklikken of aanvinken van een ‘I agree’ button of een andere handeling waaruit de aanvaarding kan worden afgeleid. Deze methoden om een licentieovereenkomst af te sluiten zijn ondertussen voldoende beproefd en worden, minstens tussen handelaars, over het algemeen als geldig bevonden. FOSS licenties welke op een zelfde wijze tot stand komen, zullen ook geldig zijn gesloten. In een open source omgeving wordt software evenwel typisch ter beschikking gesteld met de eenvoudige vermelding op een website of in de broncode van de software dat het free and open source software betreft. De licentie dient in de praktijk meestal niet expliciet te worden aanvaard. Het steeds weer moeten klikken en bevestigen, zou in bepaalde gevallen het gebruik van de software immers kunnen belemmeren. De Open Source Definitie verzet zich tegen het eisen van een expliciete instemming met de licentievoorwaarden met als doel de overeenkomst tussen licentiegever en licentienemer te bevestigen.
De vraag is of in dergelijke gevallen een geldige licentie wel tot stand kan komen. Deze dient positief te worden beantwoord omdat de gebruiker van een auteursrechtelijk beschermd werk de grond moet kunnen aangeven waarop hij van het werk gebruik kan maken. Gebruik maken van de software zonder toestemming van de auteur impliceert immers een auteursrechtelijke inbreuk. Dit betekent dat iedereen die van software gebruik wenst te maken welke hij vindt via het internet, actief op zoek dient te gaan naar een licentie. Indien de gebruiker niet kan aantonen dat hij over een licentie beschikt, dient hij zich van het gebruik te onthouden. Afstand van auteursrechten wordt niet vermoed maar dient te worden bewezen. Het louter ter beschikking stellen van een werk op het internet impliceert niet dat dit deel wordt van het publieke domein.
Het valt overigens te betwijfelen of een gebruiker er veel baat bij heeft om het bestaan van een FOSS licentie te betwisten. Indien de gebruiker de totstandkoming van de FOSS licentie betwist, impliceert dit dat er geen rechtsgeldige auteursrechtelijke licentie is verleend en de gebruiker dus geen gebruik mag maken van het computerprogramma.
D. Aansprakelijkheid en exoneratie
FOSS licenties bevatten typisch zeer sterke exoneratie clausules, die de auteur van alle aansprakelijkheid ontslaan. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat FOSS software vaak zonder kosten wordt ter beschikking gesteld, en dat de auteur daardoor onvoldoende inkomsten genereert om voor aansprakelijkheidsverzekeringen en juridische kosten te betalen.
Hoewel deze redenering zeker opgaat voor de amateur programmeur, geldt zij veel minder voor professionele programmeurs, die hun bedrijfsmodel rond free and open source software hebben opgebouwd. Vaak bieden de professionele leveranciers van free and open source software of aanverwante diensten trouwens wel garanties.
Men kan zich afvragen of deze exoneratie clausules voldoen aan de algemene geldigheidsvereisten naar Belgische recht. Deze vereisten zijn: (i) dat het beding niet strijdig is met de openbare orde of een wettelijke bepaling, (ii) geen persoonlijk bedrog of eigen opzet van de schuldenaar dekt en (iii) niet elke betekenis aan de aangegane verbintenis of aan het contract ontneemt. In deze zin is het van belang te kijken naar de wijze waarop licentiegever het product presenteert. Bij een product dat als afgewerkt en gebruiksklaar wordt gepresenteerd, zal sneller worden vastgesteld dat de exoneratieclausule niet geldig is, dan bij een product waarbij de licentiegever duidelijk een voorbehoud heeft geformuleerd.
Voor zover aan de drie bovenstaande voorwaarden is voldaan, zullen exoneratiebedingen in principe afdwingbaar zijn, tenzij de bedinger beschouwd zou kunnen worden als een professionele verkoper. De professionele verkoper wordt immers vermoed het gebrek in de software te kennen, en krachtens artikel 1643 BW hebben contractuele bedingen van niet-vrijwaring voor verborgen gebreken geen uitwerking indien de verkoper op het ogenblik van de verkoop kennis had van het gebrek in de zaak. De professionele verkoper van open source software zal dan ook in principe aansprakelijk zijn, tenzij hij het bewijs kan leveren van onoverwinnelijke onwetendheid. In de praktijk zal dergelijk bewijs moeilijk te leveren zijn.
E. Het copyleft principe
Een kenmerk dat in verschillende (maar niet in alle) FOSS licenties wordt teruggevonden, is het zogenaamde “copyleft” principe. Foss licenties die het copyleft principe incorporeren, leggen contractueel op dat iedereen in de ketting van opeenvolgende gebruikers, als tegenprestatie voor het gebruiksrecht dat wordt toegekend, de verbeteringen die hij aan de software aanbrengt en de afgeleide werken die hij maakt, onder zelfde voorwaarden aan verdere gebruikers ter beschikking moet stellen. Met andere woorden, software die copyleft software incorporeert, moet op zijn beurt als copyleft software worden ter beschikking gesteld. Het is niet mogelijk om auteursrechtelijk beschermde delen van copyleft software op te nemen in een werk dat men als proprietary in licentie geeft.
Het copyleft principe, dat ook wel eens het virale of verervende kenmerk van (bepaalde) open source software wordt genoemd, kan de commerciële mogelijkheden van de software beperken en wordt daardoor soms als nadelig ervaren. Soms waarschuwt men voor het gevaar dat bedrijven lopen indien een nalatige of rancuneuze werknemer een stukje copyleft code in de code van proprietary software zou verwerken. Dit zou er in theorie toe kunnen leiden dat het bedrijf verplicht zou worden om haar proprietary software onder een copyleft FOSS licentie ter beschikking te stellen.
Hoewel oplettendheid noodzakelijk is, kan men zich afvragen of dergelijke rampscenario’s wel realistisch zijn. Enkel de zuivere copyleft FOSS licenties zoals de GNU General Public License kennen deze virale of verervende kenmerken. Niet-copyleft licenties, zoals bv. de Berkeley Software Distribution licentie en de daarvan afgeleide Apache licentie, kennen deze vereiste niet. De GNU General Public License heeft een ” zuster-licentie” de Lesser GPL welke specifiek geschreven is voor bibliotheken. Deze Lesser GPL bevat hiervoor geen verervingsclausule zodat ook in proprietary software gelinkt kan worden naar bibliotheken welke onder deze licentie worden verspreid. Verder werkt het copyleft-principe enkel bij de verdere verspreiding van de code (behoudens het afero-principe). Indien de code louter voor intern gebruik wordt aangewend, zal de eigen broncode niet moeten worden vrijgegeven. Mocht copyleft-code toch in software verzeild raken die onder een proprietary licentie wordt verdeeld, dan heeft men in de praktijk de mogelijkheid de copyleftcode te vervangen door eigen of andere code. Het is natuurlijk wel mogelijk dat producten waarbij deze vervanging niet heeft plaatsgevonden, worden geblokkeerd en dat een schadevergoeding dient te worden betaald.
De vraag stelt zich of een auteur geldig kan opleggen op welke wijze afgeleide werken moeten worden verspreid. Deze vraag moet positief worden beantwoord. De auteur van het oorspronkelijke werk heeft geen rechten op het afgeleide werk, maar kan op basis van zijn rechten op het oorspronkelijke werk de verspreiding van het afgeleide werk toestaan of verbieden. Een afgeleid werk kan dus enkel en alleen geëxploiteerd worden mits toestemming van de auteursrechthebbende op het oorspronkelijke werk. De auteur van het afgeleide werk is met handen en voeten gebonden aan de auteur van het oorspronkelijke werk.
F. FOSS en financiën
a. Financiële vergoedingen
Het is belangrijk om voor ogen te houden dat free and open source software niet noodzakelijk gratis software is. De term free doelt immers op “vrijheid” en niet op gratis. Daarom wordt wel eens de term libre software naar voor geschoven als alternatieve en meer duidelijke benaming. Het is dan ook toegelaten om een vergoeding te vragen voor iedere distributie van de FOSS software, weze het via DVD, download of welke wijze dan ook. Opleggen dat iedere verdere verkrijger een vergoeding verschuldigd is, is niet toegelaten.
Dergelijke royalty verplichtingen maken de licentie niet langer FOSS. Ook voor dienstverlening rond de FOSS kan een vergoeding worden gevraagd. Deze kan betrekking hebben op consultancy activiteiten, waarborgen, garanties en dergelijke meer.
Interessant om weten is dat, wanneer je de rechthebbende bent van de rechten op een computerprogramma, je dit onder verschillende licenties op de markt kan brengen. Het is mogelijk om de software zowel onder FOSS licentie als onder een traditionele proprietary licentie te verspreiden. Deze techniek noemt dual licensing. Waarom zou iemand dit doen? Wel, de reden is vrij eenvoudig. Doordat de software onder een FOSS licentie op de markt komt, is de drempel voor gebruikers om de software uit te proberen en te gebruiken zeer laag. De FOSS licentie kan dan ook zorgen voor een snelle penetratie van de markt. Tegelijk zullen gebruikers die aanpassingen willen doorvoeren of afgeleide werken willen maken van de software, hun inspanningen eveneens als copyleft software moeten verdelen. Het spreekt voor zich dat niet alle gebruikers dit zullen willen doen. Deze gebruikers zullen verkiezen om een vergoeding te betalen voor het gebruik van de software onder een andere licentie, die hen toestaat om hun aanpassingen en toevoegingen proprietary te houden.
De techniek van dual licensing is vrij complex en dient goed te worden overdacht. Ondoordachte verspreiding onder een FOSS licentie kan immers significante gevolgen hebben. Eens software onder een FOSS licentie op de markt is gebracht, is het onmogelijk om die software terug van de markt te halen. Wel is het natuurlijk mogelijk om zelf de verspreiding te stoppen en nieuwere versies onder een andere licentie te verspreiden. Het is dan ook aangeraden een expert te raadplegen alvorens tot dual licensing over te gaan.
b. Schadevergoeding bij inbreuk
Inbreuken op auteursrechten op software volgen hetzelfde regime als inbreuken op ieder ander auteurswerk. Inbreuken op software die wordt verspreid onder een FOSS licentie dienen in beginsel dan ook niet anders te worden gesanctioneerd dan inbreuken op proprietary software. Free and open source software behoort immers niet tot het openbare domein. De auteur heeft zijn rechten geenszins opgegeven. Sommige rechtsleer en rechtspraak nemen evenwel aan dat de schade van de houder van de auteursrechten wel beperkt zal zijn, daar deze zijn werk toch vrij ter beschikking stelt via het internet. Deze redenering kan echter niet zomaar worden gevolgd.
Naast het vestigen van een reputatie en bekendheid met de daaraan gekoppelde waardecreatie, kan een auteur andere redenen hebben om zijn werk ‘vrij’ ter beschikking te stellen. De auteur kan ook direct geldelijk voordeel halen uit de vrije verspreiding van zijn werk. De meest eenvoudige wijze is het verspreiden van de vrije werken samen met reclame of het vragen van een vergoeding voor iedere download. Een andere wijze is het verlenen van specifieke diensten rond het werk. Het vrij verspreiden van het werk zorgt ervoor dat het werk vele gebruikers heeft. De auteur haalt dan zijn inkomsten uit het verlenen van ondersteuning en consulting diensten, of het licenseren van ‘proprietary add-ons’. Nog een ander business model is het hierboven besproken dual licensing model. Dit model maakt -zoals de naam laat uitschijnen- gebruik van twee verschillende licenties. De eerste licentie is een copyleft licentie. Deze –vaak kosteloze– licentie zorgt ervoor dat het werk zich snel zal verspreiden en een ruime basis van gebruikers krijgt. Een tweede licentie zonder het copyleft systeem kan dan tegen betaling worden bekomen door geïnteresseerden die van het werk gebruik willen maken zonder dat hun eigen toevoegingen door het copyleft principe ‘vrij’ dienen te worden ter beschikking gesteld.
G. Open source licenties
Licenties die aan de criteria van de Open Source Definitie voldoen, kunnen het Open Source Initiative label toegekend krijgen. Hiertoe dient een certificatieprocedure te worden doorlopen.
Er zijn inmiddels heel wat licenties die het Open Source Initiative label hebben verkregen en de uitgangspunten van de Open Source Definitie als basis hebben. De meest populaire open source licentie is de GNU Public license v. 2, ook wel GPLv2 genoemd. Andere bekende licenties zijn de Lesser General Public License, welke in essentie een uitgeklede versie is van de GPL toegespitst op libraries, de Afero GPL die ook diegenen die aanpassingen doorvoeren aan de software maar hun aanpassingen niet verdelen, wil laten bijdragen, de Academic Free License, de Berkeley Software Distribution license (BSD) en de ervan afgeleide Apache Software License. Ook GPLv3, de opvolger van GPLv2 wint aan populariteit.
Hoewel al deze licenties de Open Source Definitie respecteren, hebben ze allen hun eigen specifieke kenmerken. Het is dan ook uiterst belangrijk om na te gaan welke specifieke licentie van toepassing is, alvorens gebruik te maken van open source software. Zeker met copyleft licenties dient voorzichtig te worden omgesprongen.